Donderdag 26 maart 2015
Als Nederlanders zijn we er aan gewend wijd en zijd geprezen te worden om onze geniale schilders. Jan van Eyck, Jeroen Bosch, Rembrandt, Vermeer en van Gogh vernieuwden de schilderkunst of voerden de technische vaardigheden van het vak naar hoogten die voorheen nog nooit bereikt werden. Wat velen onder ons echter minder goed weten is dat ons drassige, platte landje een aantal belangrijke componisten heeft voortgebracht zonder wie de klassieke muziek er beduidend anders uitgezien zou hebben. Vanaf de zogeheten Klassieke Periode (ca. 1750 – 1830) zijn het vooral de Duitsers en Oostenrijkers geweest die de toon zetten, en dat is tot op heden eigenlijk altijd zo gebleven. Om een beeld te krijgen van de invloed van onze eigen professionele musici dienen we dus verder de geschiedenis in te duiken. En welke namen komen we dan tegen? Teveel om op te noemen, vooral als we naar de Renaissance kijken. In die tijd wemelde het in ons land (toen nog één met België) van de bekwame polyfonisten. De ontzagwekkende figuur van Josquin des Prez - Josje op zijn Vlaams - mag echter niet onvermeld blijven. Deze alleskunner wordt door sommigen als de belangrijkste componist van de Renaissance beschouwd. Dit niet alleen vanwege het feit dat deze eminente musicus zich in de voorhoede van allerlei vernieuwingen bevond, maar ook omdat zijn kwaliteiten als pedagoog zeer hoog aangeslagen werden. Josquin’s invloed als docent strekte zich uit tot Italië en Frankrijk; de weinig honkvaste Vlaming werkte en woonde immers in deze toenmalige centra van cultuur. De man was kind aan huis bij een aantal grote Europese vorstenhuizen, en werd zelfs door het illustere genie Leonardo da Vinci geportretteerd.
Moest Josquin ervoor reizen om zijn muzikale bevindingen te verspreiden, de Amsterdammer Jan Pieterszoon Sweelinck, ongeveer 150 jaar na hem, hoefde dat niet. Voor hem was het niet nodig om daar naar toe te gaan ‘waar het allemaal gebeurde’; Sweelinck zelf was namelijk de man rondom wie het allemaal gebeurde. Vanuit heel Europa stroomden leergierige muzikanten naar deze meesterlijke organist en componist toe. Amsterdam werd zodoende tijdens zijn leven het belangrijkste centrum voor de ontwikkeling van de klassieke muziek.
Vreemd genoeg weten we betrekkelijk weinig over Sweelinck. Dat geldt overigens ook voor Josquin, wiens gangen in het buitenland niet altijd even nauwkeurig opgetekend werden. Voor zover men weet heeft Sweelinck echter zijn geliefde Amsterdam vrijwel nooit verlaten; hoe is het dan mogelijk dat er zo weinig over hem bekend is? Misschien kan deze lacune in onze culturele geschiedschrijving deels verklaard worden door zijn afkomst. Jan Pieterszoon Sweelinck was de zoon van ene Peter Swibberts, die op zijn beurt een onecht kind was van een katholieke priester. Bedenkt u zich in welke tijd Sweelinck leefde; op religieus gebied was er van alles gaande tussen katholieken, protestanten, remonstranten en andere gezindten, en zoiets als een bastaardkleinkind van een priester werd niet klakkeloos geaccepteerd. Om gedoe omtrent hun dubieuze afkomst te vermijden namen de kinderen van Swibberts de naam van hun moeder aan: Sweelinck, een naam van onbesproken gedrag. Moeder Sweelinck was de dochter van een Deventer chirurg van groot aanzien. Door die naam stond Jan Pieterszoons maatschappelijke positie niet ter discussie, en zo wilde hij het houden. Hoe minder er in officiële documenten over hem werd vastgelegd, des te veiliger kon hij zich voelen. Met het gevolg dat we vrijwel niets over zijn jeugd weten, en al helemaal niet hoe hij zo’n grote componist kon worden.
Sweelinck, hoogbegaafd, heeft zichzelf veel geleerd. Iemand moet hem echter geschoold hebben in de uiterst ingewikkelde compositieleer van de laat-Renaissancistische polyfonie, want dat soort hogere wiskunde kan niemand op eigen houtje doorgronden. Over wie dat eventueel geweest is wordt nog steeds gespeculeerd; we weten niets zeker. Heel wat meer valt er te zeggen over de reikwijdte van Sweelincks invloed; vertegenwoordigers van de Noord-Duitse organistenschool behoorden tot zijn leerlingen, en van daaruit kan er een rechtstreekse lijn getrokken worden naar Buxtehude en diens navolger, de grote Bach. Jazeker. Zonder Sweelinck zou Bach niet de onovertroffen organist geworden zijn die hij was. Laten we dus op onze Sweelinck even trots zijn als op Rembrandt. De heren waren elkaars gelijken.
Oud Anders laat u komende zondag Sweelincks Psalm 48 horen. Deze vocale compositie maakt deel uit van het Vierde Boek der Psalmen Davids.
Playlist OUD ANDERS, zondag 22 maart 2015 op AAFM van 22.00 tot 23.00 uur
01. Dinah (Take 2) - Thelonious Monk - 2.30
02. La Nef Sacree: Marche Funèbre - Cecile Chaminade - 3.28
03. Quadrant 4 - Billy Cobham - 4.31
04. Psalm 48 C'est En Sa Tressaincte Cité, Genève - Jan Pieterszoon Sweelinck - 4.34
05. Half a Stranger - John Lee Hooker - 4.24
06. Aunt Nellies Love Gravy - Estradasphere - 5.09
07. Serenade in E flat major K 375 III Adagio - Wolfgang Amadeus Mozart - 5.24
08. Little Green Apples - Roger Miller - 2.40
09. Pieces de theorbe in D minor: Allemande - Robert de Visee - 3.41
10. These Foolish Things - Sydney Bechet & Martial Solal Quartet - 3.49
11. Same But Different - Vashti Bunyan - 3.36