Donderdag 30 mei 2019
Als we de Amerikaanse componist Terry Riley en rockgitarist Keith Richards met elkaar vergelijken, dan zouden we in eerste instantie zeggen dat de twee nauwelijks meer van elkaar konden verschillen. Wat hun muziek betreft is dat misschien ook wel zo. Zodra het echter om hun opvatting over creativiteit in het algemeen en muzikale inventiviteit in het bijzonder gaat vertonen ze bepaalde overeenkomsten. Beiden zijn er namelijk van overtuigd dat muziek niet zozeer ‘van hen’ is. Richards beweert dat hij zijn ideeën uit de lucht plukt, waar volgens hem alles op een of andere manier al bestaat. Als muzikant hoef je er alleen nog maar vorm aan te geven. Iets dergelijks stelt ook Riley. Hij gelooft in een universeel bewustzijn, waarin het de taak van de artiest is om te fungeren als een soort ontvanger voor de zich eeuwig voortzettende vernieuwing in de kosmos.Beide heren zien dus een bescheiden rol voor de kunstenaar weggelegd. Zij menen dat een artiest onmogelijk iets uit het niets kunnen maken. Een muzikant kanaliseert slechts de rimpelingen in het Al en vertaalt deze naar een voor aardelingen begrijpelijk idioom. Hoe dat proces zich precies voltrekt zal voor altijd een raadsel blijven, maar één ding is duidelijk: de gave om als het ware ‘de stroom te kunnen aftappen’ komt niet vanzelf. Mozart en Beethoven zouden hun meesterwerken nooit geschreven hebben als ze al zonnebadend in een hoogzomers weilandje plat op hun rug waren blijven liggen, aldus hopende dat de inspiratie wel in hen zou neerdalen. Nee, een totale onderdompeling in de discipline van je keuze is vereist om de kanalen naar de goddelijke scheppingskracht in stand te houden. Met andere woorden, er dient keihard geploeterd te worden.
Zowel Richards als Riley beseffen heel goed dat alleen onvoorwaardelijke inzet iemand tot een muzikant van betekenis kan maken. Van de Stones gitarist is bekend dat hij in zijn vroeger jaren soms wel zeven dagen en nachten onafgebroken met muziek bezig kon zijn. Hij sliep dan nagenoeg niet. Zo gek maakte Riley het niet, maar ook hij wist wel van werken: beroemd zijn zijn All-Night Concerts, live optredens waarin hij een hele nacht lang door bleef spelen op zijn harmonium. Hij speelde niet aan de hand van nauwkeurig op schrift gezette noten, maar improviseerde dat het een lieve lust was. Net zoals de door hem bewonderde jazzmuzikanten als Davis, Coltrane en Evans kon Riley tijdens optredens ter plekke nieuwe werken creëren. Hij is een instant composer van allure.
Tot zover de algemene beschouwing over wat creativiteit nu eigenlijk is; het laatste woord hebben we er nog niet over gezegd. We breien nu echter een eind aan de vergelijking met Keith Richards - over hem hebben we het op de pagina’s van Oud Anders al vaak genoeg gehad – en richten ons deze week op Terry Riley, één van de grote Amerikaanse minimal music componisten. Dat zijn er vijf: Riley zelf, Steve Reich, Philip Glass, La Monte Young en John Adams. De oplettende lezer van deze columns zou de geestelijk vader van hen allen, te weten de illustere Moondog, nog als zesde aan dat rijtje willen toevoegen. Aan de Viking van Sixth Avenue hebben we in het verleden al een heel artikel gewijd.
Het is tamelijk zinloos om in te gaan op de associaties die een naam oproept, maar bij ‘Terry Riley’ denken we wellicht al gauw aan een hillbilly, gekleed in een blauwe overall, strooien hoed op, meerschuimen pijpje in de mond en raggend op een banjo temidden van de bergkoeien uit de Appalachen. En dan zitten we er grotendeels naast. Tegenwoordig draagt Riley namelijk wel het soort baard dat je zou kunnen verwachten van de allerarmsten in blank Amerika, maar voor de rest doet hij meer aan een priester uit het verre oosten denken. Riley gaat doorgaans gekleed in een Aziatische kaftan, ditto hoofddeksel, en ziet er uit als een witte versie van een Indiase goeroe. Geen wonder, want hij heeft in de jaren ’60 regelmatig het Indiase subcontinent afgereisd, op zoek naar inspiratie voor zijn muziek. In Azië heeft de man zoveel geleerd dat hij uiteindelijk docent Indiase klassieke muziek werd aan het Californische Mills College.
Maar dat is nog niet alles. Riley is degene die het gebruik van overdubbing tot ongekende hoogte heeft doorgevoerd. Via deze techniek krijgt een artiest een eerder opgenomen track van zijn spel of zang door een koptelefoon te horen en vult die aan met een min of meer afwijkende improvisatie. Ook dit wordt weer opgenomen, waarna het proces vele malen herhaald wordt. Uiteindelijk ontstaat er een uiterst complexe, gelaagde compositie. Riley’s meesterlijke ‘Rainbow in Curved Air’ uit 1969 is hier een fraai voorbeeld van. Het heeft onder anderen Mike Oldfield beïnvloed, de maker van het legendarische Tubular Bells.
Riley heeft als een van de eersten veelvuldig gebruik gemaakt van de zogeheten tape loops. Wiki zegt hierover het volgende: ‘Een tape-loop is een kort stukje magneetband waarvan de uiteinden aan elkaar geplakt zijn om hiermee een repeterend geluid te creëren’. Daarmee was Riley een van de voorlopers van de sample en maakte hij de basisstructuur van de minimal music tot een automatisme. Verder kon hij alles met geluidseffecten. Hij lardeerde zijn composities met min of meer willekeurige opnames van allerlei geluiden. Hij deed dat op afgewogen wijze, zodat het niet onnatuurlijk of geforceerd avant-gardistisch klinkt. Een voorbeeld daarvan gaat u zondagavond horen in Emily & Alice uit The Cusp of Magic. U hoort dan het beroemde Kronos Strijkkwartet, gesteund door Wu Man, de virtuoze bespeelster van de Chinese luit de pipa. Dit alles is ingebed in een soort basso continuo van...ja, van wat eigenlijk? Straatgeluiden, stemmen, insecten, wat het dan ook is. Alles bij elkaar resulteert het in een psychedelische collage die het beluisteren meer dan de moeite waard is.
PLAYLIST OUD ANDERS, ZONDAG 02 JUNI 2019 OP AAFM, 19.00 - 20.00 UUR
01 Cherry Wine - Hozier - 4.00
Wat hebben Ierse popzangers toch dat de harten doet smelten? Hozier weet met zijn mooie melodieën een gevoelige snaar te raken bij iedereen die hem hoort
02 The Cusp of Magic: Emily & Alice - Terry Riley - 4.08
Het Kronos Quartet en de Chinese pipaspeelster voeren een stuk van de beroemde minimal music componist Terry Riley uit. Er komen de nodige elektronische effecten bij aan te pas
03 Stuffy - Gert Palmcrantz e.a. - 7.05
Het nummer Stuffy staat op Jazz At The Pawnshop, de plaat die door menige muziekliefhebber de hemel in geprezen wordt als mogelijk de meest audiofiele opname van een jazz album
04 Kumura - Bidinte - 4.03
Bidinte uit Guinee-Bissau (westkust Afrika) brengt een fusie van Afro-Portugese muziek, flamenco en een handvol traditionele stijlen uit zijn vaderland. Kumura is het titelnummer van zijn album uit 1999
05 HIJ: 2 Takt 359 ff. - Marc André - 9.06
Mark Andre’s koorzangen op de plaat HIJ zijn ingetogen en kwetsbaar. Onze oren worden attent gemaakt op de kleinste nuances; passages uit 2 Takt 359 ff. zijn soms nauwelijks hoorbaar, terwijl er toch wel degelijk ’n hoop gebeurt
06 Disco Toccata - Petri Makkonen - 5.17
De Fin Petri Makkonen is een van de betere componisten als het gaat om moderne muziek voor de accordeon. Uitvoerende artieste is Karin Küstner
07 Maqâm-i Râst: Sarakhbor-i Râst - The Academy of Maqâm - 13.57
Shashmaqam, de klassieke muziek van de Centraal-Aziatische Uzbeken en Tajieken, verenigt muziek en poëzie met elkaar, en wel zó, dat het gedicht als het ware muziek wordt en de muziek een gedicht. Leden van het opleidingsinstituut The Academy of Maqâm voeren het hier uit
08 Into the Void - Tim Hecker - 3.48
De Canadese muzikant Tim Hecker begon zijn loopbaan in de techno underground, maar werd bekender als een geluidskunstenaar die een soort experimentele ambient soundscapes maakt.
Into the Void is van zijn album Anoyo
09 As I Walk Down - Paper Wings - 4.03
Het duo Emily Mann en Wilhelmina Frankzerda spelen gitaar, banjo en viool, maar zijn in feite multi-instrumentalisten. Ze brengen hedendaagse folkmuziek uit de Appalachen