Donderdag 28 februari 2019
Als we op zoek gaan naar een leus die ons begrip van de moderne kunstenaar perfect samenvat komen we onvermijdelijk terecht bij dat ene versregeltje van Willem Kloos: ‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten’. Daarmee doelde de dichter op het recht van de creatieve mens om zijn kunst op zichzelf te laten staan, en haar niet in het keurslijf van de esthetische of religieuze waarden van de tijdgeest te dwingen. Kloos hield het nog bescheiden door niet op de troon van de Almachtige te gaan zitten; hij schreef immers ‘een God’, en niet ‘God’. Iemand als Picasso voerde daarentegen het zinnetje jaren later tot een blasfemisch hoogtepunt door het lidwoord weg te laten. Sommige boze biografen beweren althans dat het Spaanse genie tijdens nachten van ontembare scheppingsdrang regelmatig geroepen zou hebben dat hij God was. Nu is dit wellicht een begrijpelijke uitspraak voor iemand die op doek de werkelijkheid naar eigen inzicht herschikte, maar een bewijs dat hij dit inderdaad gezegd heeft is er niet. De volgende woorden komen echter wel degelijk uit Picasso’s mond: ‘Credo di saper cosa si provi ad essere Dio’, wat zich laat vertalen als ‘Ik denk dat ik weet wat het is om God te zijn’. Dit klinkt iets genuanceerder dan ‘Ik ben God’; voor vrome zielen moet het nochtans harder te verteren zijn geweest dan John Lennon’s roemruchte opmerking dat The Beatles populairder waren dan Jezus.De kunstenaar die te werk ging volgens het principe van L’Art pour L’Art bestond eigenlijk niet vóór de 19e eeuw. Kunst was een ambacht, geen expressie van het onafhankelijke zelf. Men maakte mooie dingen om opdrachtgevers in het algemeen en God in het bijzonder te dienen. Daarbij deden de opvattingen van de kunstenaar zelf er niet toe. Zo ontstonden er in de middeleeuwen reeksen prachtig verluchtigde manuscripten, terwijl we de namen van de makers ervan niet kennen. We komen niet verder dan de wetenschap dat een stel monniken van een of ander klooster zich een leven lang beijverden om kunst van het hoogste niveau af te leveren.
In de Renaissance begon het beeld van de anonieme, zichzelf uitvlakkende kunstenaar enigszins te vervagen. Giorgio Vasari, zelf schilder en architect, zorgde er in zijn boek ‘Le Vite’ voor dat de grootste kunstenaars van zijn tijd door heel Europa beroemd werden. En schatrijk overigens; passen we inflatiecorrectie toe, dan zouden Rafaël en vooral Titiaan in onze wereld honderden miljoenen euro’s bij elkaar geschilderd hebben.
En wat kunnen we zeggen over de zelfbewuste Michelangelo? Van hem is bekend dat hij meer dan eens in de clinch lag met paus Julius II, die hem verzocht had de plafondschilderingen voor de Sixtijnse Kapel te verzorgen. De eigengereide heer Buonarotti weigerde de paus te zien als de hoogste opdrachtgever op aarde en wilde de fresco’s naar eigen goeddunken uitvoeren. Hij vond namelijk dat hijzelf de hoogste opdrachtgever was. Je moet maar durven. De macht van de paus was toentertijd niet voor de poes; een kerkvorst hoefde het woord ‘ketter’ maar te laten vallen en je kon bij wijze van spreken achter je hoofd aanhollen.
Een kanttekening is hier op zijn plaats: de twee heethoofden waren goede vrienden. En met vrienden moet je toch gezellig ruzie kunnen maken zonder dat er doden vallen. Ten aanzien van zijn onderwerpkeuze hield Michelangelo zich evenwel aan de gangbare opvattingen over kunst; het merendeel van zijn werken ging over religie, zij het dan dat hij zijn heiligen bedeelde met een fysieke sensualiteit die niet onderdoet voor wat er in een moderne Rap of R&B videoclip tentoongespreid wordt. Dat verklaart misschien zijn confrontatie met paus Julius. Die wilde waarschijnlijk rustig een mis opdragen in zijn kapelletje zonder dat de wellust vanaf de zoldering op hem neerdaalde.
Sinds de 20e eeuw weten we niet beter of de kunstenaar is idealiter een vrije geest die zijn persoonlijke esthethiek de voorrang geeft boven alles. Kunst viert het creatieve vermogen van de scheppende artiest en schikt zich niet naar externe religieuze of politieke overtuigingen. Nu ja, dat hopen we dan maar. In diezelfde 20e eeuw werd die moderne notie van de kunst namelijk evenzeer verdedigd als tegengegaan. Een schrijnend voorbeeld van dat laatste hoeven we nauwelijks te noemen: in nazi Duitsland eiste men van een kunstenaar dat hij het heersende politieke model ondersteunde. Deed hij dat niet, dan werd zijn werk ‘Entartet’ verklaard en kon hij zowel zijn carrière als zijn leven beëindigen in een concentratiekamp.
Iets minder radicaal, maar toch ook streng, ging het er na de tweede wereldoorlog aan toe in het Rusland van Stalin. Deze despoot was wars van avant-garde geluiden, die volgens hem door het volk niet begrepen werden. Het volk, dat was zogenaamd de politiek; dus moest er muziek komen waar boeren en staalarbeiders wel oren naar hadden. Voor een in principe moderne componist als Shostakovich betekende dit dat hij moest afwegen wat voor hem nou belangrijker was: muziek te maken die de autoriteiten kon behagen, of die beantwoordde aan wat zijn vernieuwende geest hem ingaf. Shostakovich is altijd in Rusland blijven wonen en heeft dus voortdurend moeten vechten om zichzelf als vrije kunstenaar nog te kunnen horen. Helaas verloor hij die strijd tegen het einde van zijn leven. Hij maakte toen alleen nog maar oninteressante, door de sociaal-realistische kunstopvattingen gedicteerde deuntjes.
Mogen wij de kunstenaar van nu gelukkig prijzen zolang hij maar in het westen geboren is? Omdat hij hier kan doen en laten wat hij wil? Dat valt te bezien. ‘De schilder schildert wat hij verkoopt, de kunstschilder verkoopt wat hij schildert’, zei Picasso. Helaas heeft het er alle schijn van dat in onze vrije landen de tirannie van de markteconomie al even dodelijk uitwerkt op de verbeelding als ooit het nazisme en communisme. De kunstenaar wil per slot van rekening zijn brood verdienen, en maakt dus uit zelfbehoud maar al te vaak datgene wat gemakkelijk aftrekt vindt. Bestaat dat eigenlijk wel, ‘vrije kunst’...?
Om op Shostakovich terug te komen: voordat de man zijn werkelijke talent aan de wilgen hing had hij de wereld al heel wat bijzondere werken geschonken. Zo zagen in Februari 1951 zijn 24 Preludes en Fuga’s voor piano solo het levenslicht, een verzameling fraaie melodieën die tegelijkertijd behoudend als vooruitstrevend zijn. Oud Anders begint de uitzending van zondagavond met Prelude no. 4, uitgevoerd door de in Taiwan geboren Amerikaanse pianiste Jenny Lin.
PLAYLIST OUD ANDERS, ZONDAG 3 MAART 2019 OP AAFM, 19.00 - 20.00 UUR
01 Prelude No. 4 in E minor - Dmitri Shostakovich - 2.26
In navolging van Chopin maakte ook de Russische vroge modernist Dmitri Shostakovich een set van 24 preludes en fugues voor solo piano. De in Taiwan geboren Amerikaanse pianiste Jenny Lin speelt de Prelude no. 4
02 Skotoseme - Diamanda Galas & John Paul Jones - 6.26
Een samenwerking van Led Zeppelin’s bassist John Paul Jones met stemkunstenares Diamanda Galas op het album The Sporting Life. Skotoseme betekent ‘wij hebben gedood’
03 Path of Two - Zakir Hussain & Narada Michael Walden - 5.52
Zakir Hussain is de man die alle mogelijke en onmogelijke geluiden uit zijn tabla’s kan halen. Hier heeft hij een ontmoeting met een ‘gewone’ drummer
04 Quis Possit Dignexprimere: O Rex Virtutum Gloria - Huelgas Ensemble - 5.44
Het Huelgas Ensemble o.l.v. Paul van Nevel brengt een religieus zangstuk uit het Cyprus van de late middeleeuwen/vroege renaissance. Het eiland stond toen onder Frans bestuur, wat goed te horen is: deze vocale compositie, die tijdens de Advent uitgevoerd werd, volgt de zogeheten Ars Subtilior, een in Frankrijk ontwikkelde stijl van polyfonisch zingen
05 Bei Mir Bist Du Schön - The Andrews Sisters - 3.05
Tijdens WWII waren The Andrews Sisters zelfs populair onder de soldaten van de Duitse Wehrmacht. Bei Mir Bist Du Schön is een van hun bekendste hits
06 Frozen Resophonic - Erdem Helvacioglu - 6.40
Erdem Helvacioglu is een Turkse componist van elektronische muziek. Hij weet wat hij doet, want hij heeft een studie in elektroakoestische muziek afgerond. Frozen Resophonic is van zijn album Altered Realities
07 Hampstead Incident - Donovan - 5.10
De Schotse zanger Donovan was een van de grote troubadours van de Flower Power uit de jaren ‘60. Deze versie van het nummer Hampstead Incident staat op een live album van hem, getiteld Donovan in Concert, The Complete 1967 Anaheim Show
08 Traditions of Ili and Kashgar: Onikki Muqâm Marghul 1,2,3 - Various Artists - 6.55
De Oeigoeren zijn een etnisch Turkse bevolkingsgroep in China, die door de Chinese autoriteiten gezien worden als potentiële terroristen. Ze hebben een geheel eigen muziekcultuur
09 Hell - James Brown - 5.07
We schrijven 1974; het album Hell van James Brown was alweer zijn 41e studio album. Deze uiterst productieve soul, R & B en rock ’n roll muzikant heeft velen geïnspireerd, onder wie Michael jackson en Prince
10 Courage - Jon Hassell & Brian Eno - 3.38
De Amerikaanse ambient trompettist Jon Hassel in samenwerking met Brian Eno op het album Dream Theory in Malaya: Fourth World Vol. 2
11 NBH 7C K7 - Anthony Braxton - 5.26
Soms lijkt jazz een muziekgenre te zijn gemaakt door heel slimme mensen. Anthony Braxton is niet de enige onder de jazz artiesten die met hoge cijfers een universitaire graad behaalden. U hoort deze afgestudeerde filosoof hier op het album Saxophone Improvisations uit 1972