Donderdag 8 juni 2017
De goden verdeelden hun gunsten op muzikaal gebied tamelijk oneerlijk. Dat is zeker het geval waar het de moderne klassieke muziek betreft. Kijken we naar de eerste decennia van de 20e eeuw, dan zien we onder anderen Stravinsky in Rusland, Bartok in Hongarije en Messiaen in Frankrijk. In de Duitse taalgebieden ontstond de Tweede Weense School van Schönberg. We hebben er nu slechts een paar genoemd, maar dat zijn dan wel gelijk de grootsten; stuk voor stuk componisten die ieder voor zich nieuwe wegen insloegen en een kolossale invloed op de ontwikkeling van de ‘serieuze’ muziek zouden uitoefenen. Op het Europese continent werd er ruim honderd jaar gelden volop geëxperimenteerd. Maar hoe stonden de zaken ervoor aan de andere kant van de Noordzee? Daar bleef het angstig stil. Welaan, na enig zoeken mogen we misschien Benjamin Britten naar voren schuiven. Hoe goed deze echter ook was, het gaat te ver om hem te beschouwen als het Engelse equivalent van de modernisten op het continent.
Waarom de Britten zich geen plaatsje in de voorhoede van de vroege 20e eeuwse muziek wisten te veroveren blijft een onderwerp van speculatie. Er wordt wel gezegd dat de muzikale smaak van het gemiddelde Engelse publiek nogal ouderwets was, mogelijk onder invloed van het oerconservatieve Hanoveriaanse Koningshuis. Men had weinig op met de malle fratsen van de continentalen; muziek moest onmiddellijk aanspreken. Dat lukte nauwelijks met het twaalftoons abacadabra van Schönberg en de zijnen, laat staan met de barbaarse dissonanten van revolutionairen als Stravinsky en Bartok. Ter vergelijking: de Engelstalige literatuur nam in de persoon van de ultramoderne James Joyce wel degelijk een voorsprong op de rest van Europa. Maar Joyce was geen Engelsman, hij was een Ier. Bovendien mogen we aannemen dat de Engelse arbeider ’s avonds nou niet bepaald Joyce’s Finnegan’s Wake ging lezen om zich een uurtje aangenaam te verpozen; hij zou het na drie zinnen opgegeven hebben. Met andere woorden, moderne tendensen waren er wel in de andere kunstdisciplines, maar die bereikten geen groot publiek. De opvatting dat Engelsen vasthielden aan traditionelere kunstuitingen lijkt dan ook stand te houden.
Na de tweede Wereldoorlog werden de zaken er niet echt beter op. We schrijven ‘Postmodernisme’, en alweer waren het de Europeanen van het vasteland die de boventoon voerden. De Fransman Schaeffer begon te knippen en plakken met opname tapes, Stockhausen beloofde een muzikale magiër te worden, de Griek Xenakis reisde met zijn klanken naar een parallel universum en Nono joeg met zijn verzinnebeelde spookhuizen de luisteraar de stuipen op het lijf. Ook in Nederland deden de postmodernen het goed: Peter Schat, Louis Andriessen, Dick Raaijmakers, Jan Boerman, Ton de Leeuw, Ton Bruynèl en ga zo maar door. In ons land hadden we een overvloed aan moderne componisten.
In Groot-Brittannië deed men er wederom het zwijgen toe. Maar niet helemaal: daar dook opeens de figuur van Jonathan Harvey op, door sommige critici wel ‘Engelands best bewaarde geheim’ genoemd. Harvey had als een van de weinige Engelse componisten de invloeden van Schönberg en Messiaen ondergaan en zou zich in de jaren ’80 zelfs aan het IRCAM verbinden, het Parijse instituut waar er compromisloos gezocht werd naar nieuwe vormen van muziek. Uit die periode stamt zijn werk ‘Mortuos Plango, Vivos Voco (Ik beween de doden en roep de levenden op)’. In deze compositie gaat hij niet zover als Iannis Xenakis of Jan Boerman. Veeleer gebruikt hij, net zoals Ton Bruynèl in Nederland, herkenbare klanken waaraan hij met behulp van elektroakoestische en elektronische middelen een extra dimensie verschaft. Voor hen die weinig ervaring hebben met de modernste muziek komt hij dan ook begrijpelijker over dan de harde avant-garde.
Zondagavond draait Oud Anders ‘Mortuos Plango, Vivos Voco’. In dit stuk gaat Harvey uit van twee basis geluiden: de stem van zijn zoon, die koorknaap was in het jongenskoor van de Westminster kathedraal, en de kerkklok van datzelfde gebouw. Harvey smelt die twee bronnen samen, zodat het lijkt alsof de klok een jongensstem wordt en vice versa. Helaas is het niet goed mogelijk om de bedoeling van de componist volledig tot haar recht te laten komen. Harvey had een 8-track uitvoering voor ogen, opdat het publiek het gevoel zou krijgen als het ware onder de klok van de kathedraal te zitten. Een CD of een radio uitzending kunnen dat niet goed weergeven. Daarom niet getreurd: het blijft een indrukwekkende compositie, die aantoont dat niet iedereen in Engeland achterbleef bij de modernste muzikale ontwikkelingen.
PLAYLIST OUD ANDERS, ZONDAG 11 JUNI 2017 OP AAFM, 22.00 - 23.00 UUR
01. Mankoman Djan - Toumani Diabate - 5.21
De kora is een soort overmaatse gitaar die een harpachtig geluid voortbrengt. Spelers zetten het gevaarte op de grond neer met de snaren naar hen toegekeerd. Toumani Diabaté, die doorgaat voor de beste kora speler ter wereld, heeft al meerdere albums op zijn naam staan. Mankoman Djan is van zijn album Djelika
02. Mondschein Sonate op. 27: I. Adagio sostenuto - Beethoven - 6.45
Een van de bekendste pianomelodieën aller tijden is – hoe kan het ook anders – afkomstig van Beethoven. U hoort de Chileense virtuoos Claudio Arrau (leerling van een leerling van Liszt) in een wat oudere opname
03. Music of the Uighurs: Koyup Qaldim (ik ben verliefd) - Ensemble Šadiyana - 3.12
De Oeigoeren zijn een bevolkingsgroep in China die etnisch gezien tot de Turkse (of Turkische) volkeren behoort. Muziek en taal van de Oeigoeren wijken volledig af van de Chinese cultuur. Het Ensemble Šadiyana brengt een liefdesliedje
04. Our Spanish Love Song - Charlie Haden & Pat Metheny - 5.41
De samenwerking tussen double bass speller Charlie Haden en gitarist Pat Metheny leverde een legendarisch jazz album op: Beyond The Missouri Sky. We draaien er een nummer van
05. MIDI Machine Control - Lutz Glandien - 5.46
Een verhaal over een mislukte studio opname, en wat je er jaren later met behulp van een computer nog van kunt maken. De Berlijnse avant-garde componist Lutz Glandien verging het zo met zijn album The Fifth Elephant, waarvan hier het nummer MIDI Machine Control
06. Spike Driver Blues - Mississippi John Hurt - 3.17
Een vooroorlogse opname van Mississippi John Hurt, de country blueszanger/gitarist die tijdens de bluesrevival van de jaren ’60 herontdekt werd en een van de meest geliefde muzikanten van Amerika werd. Dat kwam door zijn warme, vriendelijke muziek die bij zwart en blank aansloeg; eigenlijk wilde iedereen wel zo’n opa hebben.
07. Mortuos Plango, Vivos Voco - Jonathan Harvey - 9.02
Dat Engelse componisten in de laat-19e eeuw zijn blijven steken wordt hier geloochenstraft door Jonathan Harvey. De man heeft met zijn originele elektroakoestische werk een belangrijke bijdrage geleverd aan de moderne klassieke muziek. In Mortuos Plango, Vivos Voco speelt hij met de stem van zijn zoontje en de klok van Westminster Cathedral
08. Blood From A Stone - Hanne Hukkelberg - 3.56
Ook in Noorwegen hebben ze uitstekende singersong writers. Hanne Hukkelberg leerde al op haar derde instrumenten te bespelen, studeerde af aan de Noorse Academie van Muziek en deed ervaring op in vele verschillende genres. U luistert naar de titelsong van haar album Blood From A Stone
09. Easy Living - Joe Roland - 5.25
Joe Roland was niet commercieel ingesteld en wilde maar één ding: steeds beter worden op de instrumenten die hij bespeelde. Dat waren de xylofoon en de vibrafoon
10. O Salutaris - I Muvrini - 4.06
Jean-François en Alain Bernardini sluiten aan op de polyfone zangtraditie van hun geboorte(ei)land Corsica en weten er nog iets aan toe te voegen